Toen ik dertien werd, gingen wij verhuizen naar het platteland. Mijn ouders kochten een vrijstaand huis met grote tuin in een klein Brabants dorpje. Van stads meisje uit een flat belandde ik op het platteland. Als puber vond ik dat maar niks. Mijn vader vond het geweldig. Hij leefde zich helemaal uit met klussen in het nieuwe grote huis en de aanleg en onderhoud van onze grote tuin. Hij werkte als accountant ook al in de planten industrie, dus zijn interesse voor groen binnen en buiten het huis groeide en groeide.
En ik snapte het niet. Wat is nou de lol om elk vrij uurtje onkruid te wieden, plantjes te verzorgen en het gras te maaien. Voor mijn gevoel groeide het ook wel zonder een mensenhand, los van het gazon, waar ik natuurlijk met mijn vriendinnen regelmatig languit op lag te zonnen.
Nu heb ik de leeftijd van mijn vader toen en ons balkonnetje in de stad van 1 bij 2 meter staat inmiddels vol met diverse kruidenplantjes, een paar rozenstruiken en kleurige bloemen. Elke dag haal ik met zorg de dode blaadjes eruit, geef ik ze water en gebruik ik met plezier de kruiden in mijn gerechten. In ons tuintje in Loosdrecht aan het water ga ik helemaal los in het planten van bollen, zaadjes en boompjes. Om mijn knieën in de aarde, met mijn neus tussen de bloemen geniet ik van de rust. En dan snap ik mijn vader en mis ik hem. Jammer dat het een tijdje heeft geduurd, anders hadden we samen heel wat tuinuurtjes gehad en had ik stevig gebruik kunnen maken van zijn goed advies.
This entry was posted on zondag, juni 15th, 2014 at 12:08
You can follow any responses to this entry through the RSS 2.0 feed.
Posted in: Geen categorie